Taalfouten zijn zo gemaakt. Sommige hoor je zelfs zo vaak, dat ze in bepaalde dialecten lijken te zijn geaccepteerd als zijnde correct. En ergens heeft dat ook wel zijn charme. Zo is er een Nijntje-boek in het Haags uitgebracht, waah ik heâhlijk hard om ken lache. 🙂 Maar om onze mooie Nederlandse taal te behouden, is het voor iedereen goed om te weten ‘hoe het heurt’. Daarom lees je hier de tien meest voorkomende taalfouten, inclusief heldere uitleg én handige ezelsbruggetjes!

Die of dat? | Het meisje die ...
Moet zijn: Het meisje dat … (En: De meisjes die …)
Over het algemeen geldt dat het betrekkelijk voornaamwoord die naar de-woorden verwijst en dat naar het-woorden.
EZELSBRUGGETJE: Een slim trucje is om te kijken of de laatste letters overeenkomen: het meisje dat, de jongen die.
Uitzondering! Heel soms wordt er naar een het-woord met die verwezen. Dat is alleen in het geval van een uitbreidende bijvoeglijke bijzin waarin het het-woord een persoon aanduidt. Voorbeeld: Zijn vriendinnetje, die ik gisteren voor het eerst heb gezien, komt ook naar het feestje.
Jou of jouw? | Ik krijg nog geld van jouw.
Moet zijn: Ik krijg nog geld van jou.
Het verschil is dat jouw een bezittelijk voornaamwoord is en dus verwijst naar een bezit, en dat jou een persoonlijk voornaamwoord is en dus verwijst naar een persoon. In deze zin wordt dat goed duidelijk: Het is nog steeds jouw geld, dus ik geef het aan jou terug.
EZELSBRUGGETJE: Bij twijfel kun je jouw en jou vervangen door zijn en hem: Het is zijn (= jouw) geld, ik geef het aan hem (= jou) terug.
Me of mijn? | Ik ben me fiets verloren.
Moet zijn: Ik ben mijn fiets verloren. (En: Ik vraag me af waar mijn fiets is.)
Dit is precies dezelfde situatie als bij jou/jouw. Me is een persoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar jezelf, mijn is een bezittelijk voornaamwoord dat verwijst naar bezit. Het is dus: Het is mijn geld, hij geeft het aan me terug.
EZELSBRUGGETJE: Bij twijfel kun je mijn en me vervangen door zijn en hem: Het is zijn (= mijn) geld, hij geeft het aan hem (= me) terug.
Is/eens | Doe is niet zo vervelend.
Moet zijn: Doe eens niet zo vervelend. (En: Dat is vervelend.)
In spreektaal wordt het woord eens soms uitgesproken als het verkorte us of is. In informele schrijftaal mag het woord eens daarom ook verkort worden geschreven. Maar dan alleen als ‘ns of ‘s. Het woord eens vervangen door is (of es), is daarom niet correct.
EZELSBRUGGETJE: In het woord eens zit geen i, dus komt die letter ook niet voor in een verkorte schrijfwijze ervan.

-d of -t? | Dat gebeurd mij anders nooit.
Moet zijn: Dat gebeurt mij anders nooit. (En: Dat is gisteren gebeurd.)
Van alle taalfouten is dit misschien wel de meest voorkomende. Ik heb hier enige tijd geleden dan ook een heel artikel aan gewijd met voorbeeldzinnen, uitleg en ezelsbruggetjes. Dat lees je hier!
Hun/hen/ze | Hun hebben geen idee.
Moet zijn: Ze hebben geen idee.
Over het algemeen geldt dat je hun gebruikt wanneer het om een bezit gaat en hen wanneer je naar personen verwijst. Het is dus: Ze gaan bij hun makelaar langs zodat hij hen kan adviseren.
EZELSBRUGGETJE: Bij twijfel kun je hun en hen vervangen door mijn en mij. Kom je er echt niet uit? Kies dan voor de veilige weg. Zolang het woord hen of hun geen nadruk heeft in de zin, kun je het namelijk altijd vervangen door ze. Voorbeeld: Hij heeft ze geïnformeerd over de huizenmarkt.
Uitzondering! In sommige gevallen is het woord hun wél een persoonlijk voornaamwoord. Hun is correct wanneer je het woord zou kunnen vervangen door een voorzetsel + hen. Voorbeeld: Ik heb hun (= aan hen) verteld over de huizenmarkt. Het werd hun (= voor hen) te ingewikkeld.
Zich beseffen | Ik besef me ineens dat ...
Moet zijn: Ik besef ineens dat …
Deze vergissing is snel gemaakt omdat het door elkaar wordt gehaald met zich realiseren. (Niet te verwarren met het woord realiseren zónder wederkerend voornaamwoord, dat ‘verwerkelijken’ betekent.) Al is de betekenis van zich realiseren en beseffen hetzelfde, de schrijfwijze is anders. Correct is: Ik besef het en Ik realiseer me het. Of: Hij beseft het en Hij realiseert zich het.
EZELSBRUGGETJE: Wellicht helpt het om te bedenken dat het wederkerend voornaamwoord (me/zich/…) alleen wordt toegevoegd bij het toch al langere woord. En dat de zin met het kortere woord ook kort moet blijven.
Zich ergeren/irriteren | Hij irriteert zich eraan.
Moet zijn: Hij ergert zich eraan.
Ook al liggen de betekenissen dicht bij elkaar, je kunt de woorden irriteren en ergeren niet altijd hetzelfde gebruiken. In de volgende zinnen, waar hem het lijdend voorwerp is, zijn beide vormen correct: Mijn vergeetachtigheid irriteert hem en Mijn vergeetachtigheid ergert hem. Maar alléén het woord ergeren kan ook wederkerend gebruikt worden. Daarom is de zin Ik irriteer me eraan onjuist en de zin Ik erger me eraan correct.
EZELSBRUGGETJE: Ken je dat heerlijk nostalgische spelletje nog? ‘Mens, erger je niet!’ heet niet voor niets zo, in plaats van ‘Mens, irriteer je niet!’. 😉

Groter dan/als | Ik ben groter als jij.
Moet zijn: Ik ben groter dan jij. (En: Ik ben net zo groot als jij.)
In bepaalde dialecten wordt groter als niet als fout gezien. Deze vorm was tijdelijk, in de zestiende en zeventiende eeuw, zelfs gebruikelijker dan groter dan. Uiteindelijk hebben schrijvers uit die tijd besloten dat toch alleen groter dan correct was en sindsdien is dat de norm.
EZELSBRUGGETJE: Is er in de zin sprake van iets dat iets anders overtreft? Dan kies je voor dan (groter dan). Wordt er niet overtroffen maar gaat het om een gelijkenis, dan kies je voor als (net zo groot als).
Dan mij/ik | Jij bent kleiner dan mij.
Moet zijn: Jij bent kleiner dan ik.
Ook deze laatste taalfout komt vaak voor. In sommige zinnen kan zowel mij als ik worden geschreven, maar is er een betekenisverschil. Zo betekent de zin Mijn vriendje vindt gamen leuker dan ik, dat de jongen in kwestie meer plezier haalt uit het gamen dan dat zijn vriendin dat doet. Terwijl de zin Mijn vriendje vindt gamen leuker dan mij aangeeft dat hij meer oog zou hebben voor het gamen dan voor zijn vriendin.
EZELSBRUGGETJE: Om zeker te weten of je voor het goede woord hebt gekozen kun je de zinnen in gedachten anders afmaken, lettend op de werkelijke betekenis: Mijn vriendje vindt gamen leuker dan (dat) mij ik (dat vind) en Mijn vriendje vindt gamen leuker dan (dat hij) ik mij (vindt).
Zo, dat waren de tien meest voorkomende taalfouten die ik me kan bedenken. Heb je er iets van opgestoken? Weet je nog een belangrijke taalfout die niet aan dit rijtje mag ontbreken? Of heb jij een veel handiger ezelsbruggetje dan hierboven genoemd? Laat het weten in een reactie!
Wil jij weten wat ik als tekstschrijver voor jou kan betekenen? Bijvoorbeeld met zakelijke teksten, schrijfcoaching of een manuscriptanalyse? Neem vrijblijvend contact op en je ontvangt binnen 48 uur een reactie.
Piya Huisman
Tekstbureau Pluym
Nooit meer een blog missen? Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief!

Wollig taalgebruik (tot op zekere hoogte) vermijden
Of je nu ondernemer bent of schrijver, je bent vast al eens gewaarschuwd: ‘Waak voor wollig taalgebruik!’ Misschien hebben opdrachtgevers of uitgevers je gevraagd om

Hoe aanhalingstekens zorgen voor betekenis in je teksten
Het is gemakkelijk om in verwarring te raken bij het gebruik van aanhalingstekens in je tekst. Want wanneer gebruik je ze nu eigenlijk? Als je een citaat wilt opschrijven, als je de titel van een boek noemt of als je iets ironisch wilt zeggen? En hoe zit dat ook alweer precies bij het weergeven van een dialoog? Na het lezen van deze blog is het jou allemaal duidelijk!

‘Manuscript laten redigeren? Da’s niet nodig, toch?’
Eindelijk! Het manuscript waar je ontzettend lang aan hebt gewerkt, ligt nu ‘af’ voor je neus. Klaar om te laten uitgeven? Bijna; eerst moet je